Laatste update: 8 november 2025
Auteur: Wynsen Faber

Fantaseren over presteren (FOP) – of meer academisch Functioneel Overschattende Projectie – is het verschijnsel waarbij organisaties hun eigen vermogens, invloed en kennis systematisch overschatten. Het leidt tot ambitieuze beleidsdoelen die losstaan van de realiteit en moeilijk of niet realiseerbaar zijn. Vooral binnen de publieke sector wordt tot FOP uitgenodigd: bestuurders moeten vertrouwen uitstralen, resultaten beloven en onzekerheid vermijden.
FOP is geworteld in een combinatie van cognitieve vertekeningen, sociale mechanismen en bestuurlijke routines. Psychologische concepten als de overconfidence bias, Dunning-Kruger-effect, optimismebias, planningsfout, illusie van controle en zelfrechtvaardigende bias spelen hierbij een belangrijke rol. Organisatieculturen van wegkijken en zwijgen, symbolische politiek en bestuurlijke rituelen zijn een voedingsbodem voor het ontstaan en voortbestaan van FOP. Wanneer doelen zoals eigenlijk al verwacht onhaalbaar blijken, volgen verklaringen die de schuld buiten de organisatie leggen. De tweede gedaante van FOP dient zich aan, ook wel F*ck Our Promises: het nadien vergoelijken van overschatting door haar voor te stellen als overmacht.
Dit artikel bespreekt de psychologische, sociale en institutionele oorzaken van FOP en verkent strategieën om bestuurlijke realiteitszin, leervermogen en open communicatie te versterken.
De nieuwjaarsspeech — hoogmis van FOP. Begin januari. De aula vult zich met medewerkers en goede bedoelingen. Met een glimlach die geloof suggereert, schetst de bestuurder het nieuwe jaar: “…waarin we écht het verschil gaan maken.” De woorden glanzen van ambitie: meer samenwerking, minder bureaucratie, meer innovatie, “de burger centraal.” Net als zijn publiek gelooft de bestuurder maar beperkt wat hij zegt. De cijfers van het vorige jaar waren matig, de werkdruk hoog, de verbetertrajecten stroperig. Fantaseren over Presteren als collectieve motivatiestrategie.
Elf maanden later. De voortgang blijft achter, doelen zijn “in uitvoering” of “verschoven naar volgend jaar.” In het jaarverslag duiken verklaringen op: “de oorlog in Oekraïne,” “de krapte op de arbeidsmarkt,” “de gewijzigde regelgeving.” De oorzaken liggen, zo lijkt het, altijd buiten de organisatie zelf. Niemand herinnert zich nog dat ze ook in januari al bekend waren. Externe oorzaken geven gemoedsrust — en wissen het geheugen. En zo ontsnapt de organisatie met elegantie aan de realiteit van haar eigen overmoed. Wat ooit een belofte was, is opgelost in nuance en tijd. Overschatting wordt overmacht: F*ck Our Promises. De fantasie blijft intact, de verantwoordelijkheid opgelost. En de cyclus wacht alweer op haar volgende ronde van bestuurlijk optimisme.
De overheid en haar uitvoeringsorganisaties formuleren regelmatig ambitieuze beleidsdoelen die de samenleving moeten verbeteren. Zoals minder armoede, schonere lucht, meer woningen. Maar tussen de belofte en de prestatie gaapt vaak een kloof. Die discrepantie is zelden toeval, maar onderdeel van een terugkerend patroon dat we FOP noemen: Fantaseren over Presteren, of in meer academische termen Functioneel Overschattende Projectie [7].
Wie zich niet herkent in het voorbeeld van de nieuwjaarsspeech, kan eenvoudig denken aan een coalitieakkoord, een beleids- of jaarplan, een visie- of projectdocument. De vorm verschilt, maar het principe blijft gelijk: het moment waarop ambities worden uitgesproken waarvan velen al aanvoelen dat ze de werkelijkheid nooit volledig zullen halen.
FOP is geen vorm van opzettelijke misleiding, maar een psychologisch en sociologisch functioneel verschijnsel. Door complexiteit te reduceren tot hanteerbare proporties, behouden organisaties een gevoel van controle en betekenis. De fantasie over wat haalbaar is, vervult een geruststellende functie. Zoals Luhmann[16] stelt: systemen construeren hun eigen werkelijkheid om de onvoorspelbaarheid van hun omgeving te hanteren.
Wanneer na verloop van tijd de beloofde resultaten uitblijven, volgt vaak een tweede betekenislaag van FOP. Het staat dan voor F*ck Our Promises of weer iets academischer geformuleerd — functionele ontkenning van prestatieverantwoordelijkheid [7]. Externe factoren zoals pandemieën of oorlogen worden aangevoerd als ‘excuus–Truus’ voor het niet hebben kunnen waarmaken van de beloftes. Terwijl de structurele overschatting die er aan vooraf gaat zelden wordt herkend of benoemd.
Hoewel FOP zich manifesteert in bestuurlijke processen, ligt de oorsprong ervan dieper: in de menselijke psychologie. Beleidsmakers en organisaties zijn niet immuun voor de denkfouten en vertekeningen die ons allemaal beïnvloeden. FOP wortelt in universele cognitieve mechanismen die ons helpen orde te scheppen in complexiteit. Gelijktijdig verleiden die ons ook tot overschatting en wensdenken. In deze paragraaf worden de belangrijkste psychologische fundamenten van FOP besproken. Samen verklaren deze mechanismen waarom goedbedoelde beleidsambitie zo vaak losraakt van de maatschappelijke en organisatorische realiteit.
De overconfidence bias [10] verklaart waarom beleidsmakers geneigd zijn hun kennis, inschattingsvermogen en invloed te overschatten. Mensen geloven dat ze realistischer zijn dan anderen. Terwijl ze in feite structureel te optimistisch zijn over hun vermogen om complexe problemen te beheersen.
Het Dunning-Kruger-effect [14] versterkt dit. Hoe minder iemand weet over een onderwerp, hoe groter de neiging om het eigen kunnen te overschatten. In beleidscontexten leidt dit tot het negeren van waarschuwingen van uitvoeringsprofessionals of wetenschappers, omdat men “denkt te weten” hoe het moet.
De optimismebias [20] zorgt ervoor dat beleidsmakers gunstige scenario’s aannemelijker achten dan negatieve. Daarmee is FOP verwant aan de planning fallacy [11] of planningsfout. Dat staat voor de systematische neiging om projecten te optimistisch in te schatten en structureel tijd, middelen en risico’s te onderschatten. Mensen overschatten hun controle over de toekomst en gaan uit van het beste scenario, ook wanneer eerdere ervaringen het tegendeel laten zien. In beleid leidt dit tot plannen die op papier haalbaar lijken, maar in de praktijk structureel uitlopen of vastlopen. Precies de dynamiek waarin FOP gedijt.
In de bestuurspraktijk vertaalt dit zich in beleidsnota’s die de positieve effecten van interventies benadrukken. Terwijl onzekerheden of afhankelijkheden worden genegeerd. Politici, bestuurders en beleidsmakers redeneren vaak vanuit wat móét kunnen en niet vanuit wat werkelijk kán.
De illusie van controle [15] beschrijft de neiging van mensen om te geloven dat ze meer invloed hebben op uitkomsten dan feitelijk het geval is. Beleidsmakers schrijven successen toe aan eigen kunnen en mislukkingen aan externe omstandigheden. Een klassiek voorbeeld van de zelfrechtvaardigende bias (“self-serving”, [18]). Dit mechanisme maakt FOP veerkrachtig: mislukkingen worden niet geïnterpreteerd als signaal van overschatting, maar als toevallige tegenslag.
Een BBB-essay schetst een overheid die structureel te veel belooft en beleid opstapelt vanuit de aanname van volledige maakbaarheid. Dat uit zich in beleid dat tegelijk rechtvaardig, waterdicht én foutloos moet zijn — van de toeslagenwet tot stikstofaanpak en migratieregels. De aanname dat elk maatschappelijk probleem via regels, ICT en controle kan worden opgelost, is een klassiek voorbeeld van Fantaseren over Presteren (FOP-vóór). Ambitie en instrumenten worden overschat; uitvoerbaarheid en neveneffecten onderschat.
Wanneer de werkelijkheid die belofte inhaalt, volgt de tweede fase: F*ck Our Promises (FOP-ná). Mislukkingen worden toegeschreven aan onvoorziene omstandigheden, Europese regels of personeelstekorten. Factoren die al bij aanvang bekend waren, maar pas achteraf worden aangevoerd als verklaring. Zo verandert overschatting in overmacht, en blijft de illusie van bestuurlijke beheersing intact.
De Woningbouwimpuls moest de bouw van nieuwe woningen versnellen met substantiële middelen en duidelijke volume-ambities. In de praktijk bleken businesscases, vergunningstrajecten en randvoorwaarden (stikstof, netcongestie, grondpositie) bepalend voor tempo en haalbaarheid. De geprojecteerde versnelling bleek daardoor minder maakbaar dan vooraf voorgesteld.
Ambitieuze regionale woningbouwplannen lopen vast op natuurvergunningen (stikstof) en netcongestie. Een aanzienlijk deel van de geplande woningen ligt in of nabij Natura2000-gebieden, met extra procedures en langere doorlooptijden tot gevolg. Zo worden vertragingen vooral aan externe regels en capaciteit gekoppeld, terwijl de initiële maakbaarheid aannames bleek te optimistisch was.
Jarenlang overheerste vertrouwen in continuïteit en performance. In 2019 werden 4 van de 6 verbrandingslijnen van afval stilgelegd en was noodsteun nodig.
De onderzoekscommissie schetst onderschatting van risico’s, gebrekkige signalering en een “run-until-fail”-logica: prestaties werden verondersteld tot het tegendeel zich voordeed, waarmee de illusie van controle zichtbaar werd.
Grote ICT-projecten laten herhaaldelijk hogere kosten en langere doorlooptijden zien dan begroot. In de planfase wordt technische complexiteit onderschat en wordt gestuurd op strakke deadlines en businesscases; in de verantwoording worden overschrijdingen toegeschreven aan marktomstandigheden, schaarste of veranderende eisen. Klassiek terrein voor de planning fallacy en de illusie van controle.
Onderzoek laat zien dat grote infrastructuurprojecten in Nederland stelselmatig te optimistisch worden begroot. Om besluitvorming te halen, worden kosten en tijd vaak laag/strak ingeschat; later worden externe factoren (prijsstijgingen, bodemgesteldheid, procedures) als verklaring gebruikt. Het patroon is consistent met FOP-mechanismen van overschatting en symbolische sturing.
In verantwoordingsdocumenten worden geopolitieke gebeurtenissen (oorlog, handelsconflicten), pandemieën of internationale spanningen frequent genoemd als omstandigheden die prestaties hebben beïnvloed. Dat is vaak terecht, maar ook een handige verklaring voor gemiste doelen als de oorspronkelijke aannames te rooskleurig waren. Zo verschuift de aandacht van overschatting naar overmacht.
De vervanging van de Leeghwaterbrug (Alkmaar) begon als moderniseringsproject met strakke planning en bestuurlijk vertrouwen. De oplevering in 2021 bleek onhaalbaar door onderschatting van technische complexiteit, vergunningen en aanbestedingsproblemen. Het project liep jaren uit en werd substantieel duurder — met externe oorzaken (markt, regelgeving) als dominante verklaring.
Het NNN moest in 2027 resulteren in aaneengesloten natuurgebieden. De doelstelling bleek te ambitieus: grondverwerving stokte, middelen waren ontoereikend en vergunningprocedures vertraagden de voortgang. De ambitie was groter dan de uitvoeringsrealiteit, terwijl verantwoording de nadruk legde op externe belemmeringen.
Senge[21] en Weick[23] laten zien dat organisaties betekenis scheppen door verhalen, symbolen en rituelen. Beleidsplannen vervullen vaak zo’n symbolische rol. Ze geven richting, bevestigen legitimiteit en bieden houvast, ook wanneer de resultaten onzeker zijn. FOP is daarmee niet alleen een denkfout, maar ook een functionele manier waarop organisaties orde scheppen in onzekerheid.
Hoewel FOP deels een menselijk en zelfs functioneel verschijnsel is, kan het in de bestuurlijke praktijk aanzienlijke schade aanrichten. Naarmate de discrepantie tussen voorgespiegelde prestaties en feitelijke resultaten groeit, neemt ook de maatschappelijke schade toe.
Het terugdringen van FOP vraagt om meer dan het benoemen van overschatting. Het vergt structurele veranderingen in denken, organiseren en leren. Het kan slechts worden verminderd door tegelijkertijd te werken aan psychologische, organisatorische en institutionele condities die realiteitszin en reflectie stimuleren. Maar hoe reëel is dat? Is de suggestie dat FOP “kan worden verminderd door condities aan te passen” wishful thinking en op zichzelf al een voorbeeld van FOP? Hier zouden we kunnen stoppen met de constatering “FOP is van alle tijden, dus helaas”. Interessanter is het om een stap te zetten richting een concreet handelingsperspectief. Dat begint bij het zichtbaar maken van de schadelijke effecten van FOP.
Zolang het voor politici, bestuurders, beleidsmakers of organisaties aantrekkelijker is om te blijven foppen dan om ermee te stoppen, zal FOP voortbestaan. Daarom begint elke interventiestrategie niet bij techniek, maar bij urgentie: het besef dat doorgaan met FOP duurder, riskanter en schadelijker wordt dan het erkennen ervan.
De meeste bestrijders van FOP beschikken niet over formele macht om gedrag van FOP-dragers direct te corrigeren. Daarom vraagt verandering om indirecte beïnvloeding: het mobiliseren van externe druk, sociale vergelijking en gezaghebbende stemmen die de urgentie voelbaar maken.
Die beïnvloeding is gericht op het creëren van een gevoel van urgentie bij de dragers van FOP — mensen en organisaties die voordeel ervaren bij het voortzetten van de illusie. Dit noemen we urgentiemanagement: het strategisch vergroten van de gevoelde noodzaak tot verandering bij degenen die FOP veroorzaken of in stand houden. Let wel, zonder hun gezichtsverlies of defensie te versterken èn zonder het hoofd van de boodschapper op het hakblok te leggen.
Hierna volgt een aantal werkende hefbomen die gezag, bewijs en sociale druk combineren om FOP-dragers in beweging te krijgen:
Niet iedereen is gevoelig voor dezelfde prikkels. Cruciaal is dat de gekozen hefboom aansluit bij de persoonlijke gevoeligheden van de FOP-dragers (beroepsreputatie, politiek risico, wetenschappelijke autoriteit, persoonlijke betrokkenheid).
Urgentiemanagement kan leiden tot single loop learning [1]. Dat is gedragsverandering in één specifieke situatie waarin FOP wordt herkend en tijdelijk gestopt. Met als risico dat de onderliggende mechanismen — de denkpatronen, prikkels en structuren die FOP in stand houden — onaangetast blijven. Dan verdwijnt het foppen in de ene casus, maar blijft onveranderd actief in (vele) andere. Om FOP duurzaam te verminderen, is daarom structurele vernieuwing nodig: double loop learning. Argyris en Schön beschrijven dit als het vermogen van organisaties om niet alleen hun handelingen, maar ook hun onderliggende aannames ter discussie te stellen. Daarbij worden niet alleen gedragingen aangepast, maar ook de aannames, beloningsstructuren en mentale modellen waaruit die gedragingen voortkomen.Structurele vernieuwing impliceert:
Waar urgentiemanagement beweging brengt in een specifieke context, brengt structurele vernieuwing bewustzijn op systeemniveau. Pas als organisaties leren zien hoe hun eigen overtuigingen en routines FOP voeden, ontstaat de mogelijkheid om niet alleen anders te handelen, maar ook anders te denken. Dat is de stap van verandering naar vernieuwing — van reageren op incidenten naar het herontwerpen van het systeem dat die incidenten voortbrengt.
FOP is geen uniek overheidsfenomeen. Het is een menselijk verschijnsel dat wordt versterkt door bestuurlijke contexten waarin symboliek en zekerheid vaak zwaarder wegen dan waarheid en complexiteit. Vanuit sociaal-psychologisch perspectief functioneert FOP als collectieve copingstrategie: het biedt cognitieve rust in de chaos van onzekerheid. Tegelijkertijd wordt FOP binnen overheden gevoed door de structurele onmeetbaarheid van beleidseffecten. Zolang resultaten moeilijk zijn toe te schrijven aan afzonderlijk handelen, blijft er ruimte voor zelfbevestiging en symbolische verantwoording. De uitdaging ligt in het doorbreken van deze collectieve illusie zonder de samenbindende functie ervan te verliezen. Reëel leren begint met de erkenning dat falen niet duidt op persoonlijke tekortkoming, maar op overschatting binnen het systeem zelf.
Het valt op dat ondanks deze patronen ook veel beleid wél resultaten oplevert. Fantasie en overschatting blijken dus niet altijd fataal. Dat succes lijkt deels verklaarbaar doordat de overheid, in tegenstelling tot bedrijven, niet failliet kan gaan en budgettair of juridisch flexibel is. Wanneer doelen niet worden gehaald, kunnen middelen worden herverdeeld, randvoorwaarden bijgesteld of nieuwe indicatoren geformuleerd worden die beter aansluiten bij wat wél is gelukt.
Daarnaast mobiliseert politieke wil en publieke druk vaak extra energie om beleid alsnog tot een zichtbaar resultaat te brengen, zeker wanneer gezichtsverlies dreigt. Bovendien wordt in de uitvoering beleidsvoornemens voortdurend pragmatisch bijgestuurd. Medewerkers in de maken inschattingen, stellen prioriteiten, of verzachten regels die in concrete situaties niet blijken te passen. Wat op papier consistent beleid lijkt, blijkt in de praktijk een verzameling improvisaties die de illusie van beheersing in stand houden. Daaruit ontstaat een aantal de nieuwsgierigheid prikkelende vervolgvragen.
FOP, in haar tweeledige betekenis, is een diepgeworteld verschijnsel in de beleidspraktijk. Het ontstaat uit een samenspel van cognitieve vertekeningen, sociale dynamieken en bestuurlijke routines. Die doen het beleid geloven in zijn eigen maakbaarheid. Door overmoed, optimisme en de illusie van controle raken intentie en werkelijkheid gemakkelijk van elkaar vervreemd.
En zo tegen het einde van het jaar wanneer de resultaten tegenvallen, verschuift het verhaal. Externe factoren krijgen de hoofdrol: “de economische tegenwind,” “de krappe arbeidsmarkt,” “oorlogen”, “het klimaat”, “inflatie”, of andere omstandigheden buiten de eigen invloedssfeer. Zo verandert overschatting in overmacht, en verantwoordelijkheid in uitvluchten. Wat in januari nog klonk als belofte blijkt in december te kunnen worden samengevat als F*ck Our Promises. De fase waarin woorden hun lading verliezen — als slotakkoord van dezelfde symfonie waarmee het jaar begon. De cirkel van Fantaseren over Presteren sluit zich opnieuw.
Toch is de oplossing niet om te zwijgen of cynisch te worden, maar om het ritueel te doorbreken. Niet door minder te dromen, maar door eerlijker te spreken over wat dromen vergen. Het reduceren van overschatting vraagt niet alleen om betere instrumenten of verantwoordingsstructuren, maar vooral om een cultuur die onzekerheid accepteert.
Reëel leren begint bij de erkenning dat falen geen persoonlijke tekortkoming is, maar een kenmerk van een voor ons complex systeem dat zichzelf voortdurend overschat. Dat bovendien pas echt vooruitkomt wanneer het dat onder ogen durft te zien. Alleen dan verandert de Nieuwjaarsspeech van een jaarlijkse lofzang op hoop in een oefening in realiteitszin (SMART). Het moment waarop de fantasie zich eindelijk durft te spiegelen aan de werkelijkheid. Dáár groeit bestuurlijke geloofwaardigheid — en daarmee het publieke vertrouwen dat beleid uiteindelijk moet dienen.
Faber, W. (2025). FOP – Fantaseren Over Presteren bij overheidsbeleid Retrieved [insert date] from AVMI: https://avmi.ont.stuurlui.dev/artikel/FOP/
Eksterstrategie — regieloze implementatie van ‘schitterend’ beleid